Home Reizen van Jan en Carla



Het noorden van Spanje & Portugal


11 t/m 23 september 2021


INLEIDING

Aangezien in 2020 de coronapandemie de hele wereld behoorlijk in haar greep hield waren buitenlandse reisjes geen optie. Maar in juli 2021 -toen de meeste mensen gevaccineerd waren, het besmettingscijfer daalde en de meeste landen in Europa code geel hadden- durfden we het wel aan om een tripje binnen Europa te boeken. We waren al eerder in Spanje en Portugal, maar het noorden van beide landen was ons onbekend; een goede reden om hier eens te gaan kijken. We startten in Bilbao in Spanje en kwamen achtereenvolgens door de autonome gebieden (Spaans-)Baskenland, Cantabrië, Asturië en Galicië. We staken de grens over naar Portugal en via de Portugese districten Viano do Castelo, Braga en Porto besloten we dit tripje in de hoofdstad van laatst genoemd district: de stad Porto.

ALGEMEEN

SPANJE
Omdat het eerste deel van de reis door Baskenland gaat hieronder wat informatie over de Basken.
Baskenland / de Basken
Baskenland is een autonome regio van Spanje. Het grotere Baskenland overschrijdt zelfs de landsgrens, want ook in het zuidwesten van Frankrijk ligt een gebied dat tot Baskenland gerekend wordt. Dit deel word aangeduid als Frans- of Noord-Baskenland. Spaans-Baskenland ligt aan de Atlantische Oceaan in het noorden van Spanje, ten westen van de Pyreneeën en de grens met Frankrijk. Bilbao is de hoofdstad van Spaans-Baskenland.
De oorsprong van de Basken is onbekend. Hun taal is dermate afwijkend en niet of nauwelijks verwant aan bestaande talen, dat de Basken niet gerekend worden tot de bekende Europese volkeren, zoals de Kelten of Germanen. Een vrij gangbare theorie is dat zij de oorspronkelijke bewoners waren in Zuidwest-Europa, nog voordat de Kelten vanuit Centraal-Europa naar het westen trokken en hier de dominante cultuur vormden.
In de middeleeuwen waren de Basken redelijk autonoom. Aan het einde van de 15e eeuw ontstond het koninkrijk Spanje, maar de Basken behielden hun eigen cultuur, bestuur en wetten. In 1876 echter dwong Koning Alfons XII de Basken de Castiliaanse taal en gewoonten over te nemen.
In 1936 barstte in Spanje de burgeroorlog los. De republikeinse regering kende de Basken autonomie toe als beloning voor hun hulp bij het omverwerpen van de Spaanse monarchie. Echter in 1937 werd het Baskenland en de taal (Euskara) officieel ontbonden en verboden. Franco liet alle Euskarische schoolboeken verbranden en kinderen mochten géén Euskarische naam meer krijgen. Pas in 1960 mochten bij hoge uitzondering kerkdiensten en radio-uitzendingen in het Baskisch worden gedaan. Als reactie op de onderdrukking door Franco werd de gewapende afscheidingsbeweging Euskadi Ta Askatasuna, afgekort ETA, opgericht.
In 1979, vier jaar na de dood van generaal Franco, mocht er weer onderwijs worden gegeven in het Baskisch. In het volgende jaar kregen de Basken een eigen parlement en werd het Baskisch door de Spaanse regering erkend als tweede nationale taal in de Baskische provincies. In 2003 werd door de Basken een plan opgesteld om uit de politieke impasse te geraken. Dit plan gaf Baskenland meer autonomie ten opzichte van Spanje. Zij pleitten voor een vrije associatie van Baskenland met Spanje, waarbij Baskenland grotendeels zelfstandig zou worden, maar in associatie met Spanje, en dus er deel van zou blijven uitmaken. Het plan werd door het Baskische parlement goedgekeurd, maar in het Spaanse parlement met grote meerderheid verworpen.
Door het afbrokkelen van de maatschappelijke steun voor de gewapende strijd voor onafhankelijkheid en het krachtige politie-optreden, waren er in het eerste decennium van de 21e eeuw steeds minder geweldplegingen uit naam van de onafhankelijkheid. In maart 2006 kondigde ETA een wapenstilstand af; in het vervolg zou men op diplomatieke wijze proberen het doel alsnog te bewerkstelligen. Tot op heden is dat doel niet bereikt. Toch besloot de ETA in 2011 tot een definitief staakt-het-vuren. Hiermee kwam er ook een einde aan het straatgeweld.


PORTUGAL
Portugal is o.a. bekend van de beschilderde tegels, meestal blauw-wit, maar ook wel in andere kleuren. Je ziet ze meestal op of in gebouwen, maar ook bij fonteinen, monumenten, enz.
Azulejos:
Veel gevels en interieurs van gebouwen in Porto zijn versierd met azulejos, een kunstvorm die zou zijn ontstaan in de 16de eeuw. De Portugezen hebben het voor de eerste maal gezien in Andalusië. Het waren de Moren (Arabieren) die dit in Europa hebben geïntroduceerd. Azulejos is een afleiding van het Arabische woord 'al zulaycha' (=gepolijste kleisteen). Vaak sieren ze de gebouwen in een blauw-wit (andere kleuren komen overigens ook wel voor), geometrisch en repeterend patroon. Maar ook in azulejos zijn stijlen te herkennen gerelateerd aan de tijd. Zo zijn er tegels met duidelijke invloeden uit bijv. de Jugendstil. De meeste indruk maken de reusachtige tegeltableaus, die bijv. de geschiedenis van het huis vertellen, het beroep van de huiseigenaar, landschappen met voorstellingen uit de Portugese geschiedenis of fabels.

VERSLAG VAN DE REIS

Dag 0: vrijdag 10 september
RUURLO – BADHOEVEDORP
Ook deze keer rijden we de avond voor vertrek naar het Ibis-hotel in Badhoevedorp. Deze constructie bevalt ons goed: auto staat prima geparkeerd, nog een goede -zij het korte- nachtrust en ’s morgens in een mum van tijd op het vliegveld. Scheelt een hoop stress!

Dag 1: zaterdag 11 september
BADHOEVEDORP – Schiphol – BILBAO (Baskenland)
Gruwelijk vroeg, 05.15 uur (!), loopt de wekker af. Er zijn maar weinig mensen die met de shuttlebus meegaan. Op Schiphol is het eveneens bijzonder rustig, zo rustig zelfs dat we bij de security geen moment hoeven te wachten. Bij het inchecken moeten we de vaccinatie-QRcode tonen, ook die voor Spanje. Maar de gezondheidsverklaring die we moesten invullen, daar werd niet naar gevraagd; noch op de heen- noch op de terugreis. We zien op de borden dat het vliegtuig voorlopig een kwartier vertraging heeft, maar dat loopt uit naar veertig minuten. De vlucht duurt een uur en drie kwartier en rond het middaguur landen we in de Noord-Spaanse stad Bilbao.

SPANJE

Bilbao
Bilbao ligt in het noorden van Spanje, aan de rivier Nervión en aan een van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela. De stad heeft sinds 1997 haar eigen Guggenheimmuseum. Tot niet zo heel lang geleden stond de Baskische stad Bilbao nog niet op de toeristische kaart door de associaties met de terreur van ETA en de onaantrekkelijkheid van de stad. Lang is Bilbao een vieze industriestad geweest, vergelijkbaar met steden als Luik, Charleroi en Birmingham. Maar net als in de meeste van deze oude industriesteden zijn de fabrieken inmiddels verdwenen, waardoor er veel ruimte kwam voor stadsvernieuwing. De rivier Nervión, die dwars door de stad loopt, was toen meer een open riool dan een rivier. Het schoonmaken van de rivier en de grootschalige stadsvernieuwing die tegelijkertijd in gang is gezet hebben Bilbao enorm veranderd, o.a. door de bouw van het Guggenheimmuseum.


Het hotel ligt direct aan de rivier de Nervión en op loopafstand van het Guggenheimmuseum aan de ene kant en het oude centrum aan de andere. Rond half twee gaan we de stad verkennen. We hadden gehoopt op droog weer en zo’n graadje of 24, maar we moeten de verwachtingen bijstellen: de zon schijnt uitbundig en het is 33°! We lopen naar het Guggenheimmuseum, waar we niet binnen gaan want we zijn maar kort hier en willen ook nog wat van de stad zien.

Guggenheimmuseum
Op het moment dat de Solomon R. Guggenheim Foundation in 1990 aangaf op zoek te zijn naar een derde locatie (de eerste twee zijn in New York en Venetië) kwam er in februari het aanbod van de Baskische overheid om het Guggenheim in de havenstad Bilbao te vestigen. Op dat moment was men in Bilbao al bezig met de stadsvernieuwing. Een prachtig museum zoals het Guggenheim zou een mooie toevoeging zijn om de stad weer helemaal aantrekkelijk te maken, zowel voor inwoners als toeristen.
Het ontwerp is van de Amerikaanse architect Frank Owen Gehry. De stijl en materialen zorgden ervoor dat het gebouw met geen enkel op dat moment bestaand gebouw te vergelijken viel. De toepassing van titanium voor gebouwen was baanbrekend. Gehry heeft een groot deel van het Guggenheim bedekt met titanium waardoor het bouwwerk behalve een bijzondere vorm ook een prachtige uitstraling heeft gekregen als gevolg van de schittering van het titanium. Buiten het museum staat werk van Koons, Bourgeois en Kapoor. Binnen vind je een twintigtal galerijen verspreid over drie verdiepingen. Er worden vooral recente kunstwerken vanaf de tweede helft van de vorige eeuw tot nu tentoongesteld. De topstukken zijn werken van Picasso, Dalí en Warhol.

Het immense complex is al een kunstwerk op zich. En niet alleen het gebouw: buiten staan ook enkele bijzondere kunstwerken. Voor de hoofdentree van het museum staat ‘Puppy’ van de Amerikaanse kunstenaar Jeff Koons. Deze 12 meter hoge pup is bekleed met ongeveer 70.000 bloemen, die in een stalen frame met 25.000 kg aarde staan en water krijgen via een ingebouwd irrigatiesysteem. Daarom wordt dit werk ook wel ‘Flower Puppy’ genoemd.

Aan de rivierkant van het museum staat een reuzenspin, genaamd ‘Maman’, die de kunstenares Louise Bourgeois maakte. Het beeld is deels uit brons gemaakt en is maar liefst negen meter hoog en tien meter breed. Aan de onderkant van het spinnenlichaam hangt een net waarin 32 marmeren eieren liggen. En het werk ‘Tall Tree & The Eye’ van Anish Kapoor bestaat uit 73 metalen bollen die om een drietal assen aangebracht zijn. De reflecties op het metaal maken dit kunstwerk heel apart. We zijn dus wel even zoet zo rond het gebouw.

  

Bilbao is nu een aangename stad, met veel kunst op straat en mooie gevels. Heel mooi is ook de Zubizuri-brug, ontworpen door Calatrava, die ook de ‘Ciudad de las Artes y las Ciencias’ in Valencia heeft bedacht. Langs de rivier staat een beeldengroep, voorstellende vrouwen met dikke touwen over de schouders. Ik heb een associatie met slaven. Maar het blijkt een eerbetoon te zijn aan de vrouwen die vroeger de boten stroomopwaarts sleepten (ook slaven toch?).

  

We lopen naar de overdekte markthal, maar helaas … siësta. We zijn in Spanje, dus ’s middags zijn kerken en winkels gesloten. Wel nemen we naast de markthal, zoals veel Spanjaarden, een drankje met een van de talrijke pintxos erbij. Via de kleine straatjes van de oude stad terug naar het hotel om even bij te komen.
’s Avonds in het oude centrum een simpel hapje gegeten. Opvallend: veel mensen eten buiten in de smalle straatjes. Ze zijn zeer luidruchtig en het geluid weerkaatst tegen de huizen; wat een herrie!

Dag 2: zondag 12 september
BILBAO – Santander – SANTILLANA DEL MAR
Na het zeer uitgebreide ontbijt lopen we de stad weer in. Eerst op zoek naar Plaza Nueva. Het is even zoeken want je kan er alleen komen via poorten in de bebouwing, aangezien het plein helemaal omsloten is door gebouwen. Het doet denken aan de Plaza Mayor in Madrid, ook met arcaden. Op een muurtje heeft een straatverkoper zijn handel uitgestald, o.a. cd’s. En wat zien we? Een cd met de titel ‘Friesland Plat’(!). Dan lopen we naar de overkant van de rivier, naar het nieuwere en sjiekere stadsdeel, en komen uiteindelijk weer bij de Zubizuribrug terug. Nog een kop koffie en dan laten we Bilbao weer achter ons.
In de buurt van het dorp Cerdigo lopen we met een deel van de groep een stukje van de Camino. Bedoeling is om ± 6 km te lopen naar Playa de Aremillas, maar een verkeerde verkorting (die later een behoorlijke verlenging blijkt te zijn) maakt dat we er 2,5 uur over doen. We lopen langs de kust deels door bos, maar het grootste deel over geitenpaadjes en tussen rotsblokken, maar oh zo mooi. En op het laatst moet er ook nog een prikkeldraadhindernis genomen worden. Het was dus eigenlijk geen pad.

We zoeken een restaurant om te lunchen en gaan dan verder naar de baai van Santander. Hier steken we met een kleine veerboot over naar de stad Santander, drinken daar wat en rijden dan verder.
Inmiddels zijn we in de regio Cantabrië aangekomen. We arriveren vroeg in de avond in Santillana del Mar. De lokale bevolking noemt Santillana del Mar 'Stad van de Drie Leugens', omdat het geen eigen heilige (Santo) heeft, het is niet vlak (llano) en het ligt ook niet aan zee (Mar). Het hotel ziet eruit als een oud paleisje en dat is gedeeltelijk waar. De gevel, afkomstig uit een dorp wat verderop, is namelijk van een paleis waarvan alleen de gevel nog overeind stond. In 1974 hebben ze die gevel steen voor steen afgebroken en hier weer opgebouwd. Het hotel is in stijl ingericht.

We eten in een restaurant aan het centrale plein van het stadje. Inmiddels zijn we er wel achter dat de porties in Spanje vaak zeer ruim bemeten zijn, dus aan twee voorgerechten en samen één hoofdgerecht hebben we meer dan genoeg.

Dag 3: maandag 13 september
SANTILLANA DEL MAR – LLANES
Santillana del Mar
Santillana del Mar is een dorp met mooi bewaaarde stadsgezichten en is in de 6e eeuw rond het klooster Santa Juliana gebouwd. Het ligt, ondanks zijn naam, 3 km van zee.
In het dorp met geplaveide straatjes staan karakterestieke met wapens versierde herenhuizen die een goed beeld geven van het leven van de oude Spaanse adel. De meeste huizen zijn gebouwd door Spanjaarden die in Zuid-Amerika rijk waren geworden en toen het daar slechter ging (eind 17e - begin 18e eeuw) terug kwamen en zich hier een mooi huis lieten bouwen. Er zijn nog 4 fonteinen en een was-en drinkplaats uit de 16e eeuw bewaard gebleven.

Tijdens een wandeling door Santillana del Mar zie je ballen die aan veel balkons hangen. Het zijn ‘de anjers van de lucht’, planten die geen grond of wortels nodig hebben om te leven omdat ze door de bladeren worden gevoed (??). Ze hebben nauwelijks verzorging nodig, want het vochtige en regenachtige klimaat biedt alles wat ze nodig hebben.


Het is zeer zwaar bewolkt, maar al wel 23°. Na het ontbijt lopen we het stadje in. Het is leuk om te zien. Niet groot, dus na een paar uur heb je het wel gezien.
We rijden vervolgens naar Comillas, dat trouwens wel aan zee ligt. We komen hier echter niet voor zee en strand, maar voor een door Gaudi gebouwd huis: ‘Gaudi’s Caprice’. Het werd gebouwd in 1883/1884 voor ene Don Maximo Diaz de Quijano, die op Cuba zijn fortuin had gemaakt.

Nadat we dit bijzondere huis bezichtigd hebben lopen we de stad in om te lunchen. We slenteren wat verder en zien in een oud kerkje een bijzondere wand achter het altaar met een enorm houten kruis. Het is hier behoorlijk geaccidenteerd. Op een bank, op een soort uitkijkpunt, kunnen we ver beneden ons het strand en de zee zien liggen. Dan lopen we terug naar de plek waar de bus staat.
Rond half vier zijn we op onze volgende bestemming: Llanes. We zijn dan inmiddels in Asturië beland.
We wandelen door de stad en langs de haven met visafslag. We hebben wel trek in een ijsje. Dit is geen ijsje, maar een hoorntje met één bol ijs zo groot als twee à drie bolletjes bij ons! Na wat geslenter drinken we een glas wijn op het terras van het hotel. Later eten we aan de haven bij een waardeloos restaurant.

Dag 4: dinsdag 14 september
LLANES – Picos de Europa (Cares-kloof en Cabrales)
Als ik ’s nachts even wakker ben hoor ik het buiten regenen. Dat belooft niet veel goeds als wij vandaag de bergen in gaan. Maar als we ’s morgens vertrekken is het droog en redelijk warm. We rijden zo’n drie kwartier door een prachtig landschap en in de Picos de Europa stoppen we voor een wandeling door de Careskloof.

Picos de Europa
De Picos de Europa (lett.: ‘Pieken van Europa’) is een bergketen zo'n 20 km ten zuiden van de Spaanse noordkust. De centrale en westelijke bergmassieven worden van elkaar gescheiden door de anderhalve kilometer diepe kloof van de rivier de Cares.
In de Picos woont een steeds kleiner wordende groep herders, die in de zomer vanuit de valleien de bergen in trekken met hun schapen, geiten en soms ook varkens. Het gebied is ook bekend om zijn pikante kazen.


De omgeving is machtig mooi, met de nadruk op machtig. Enorme rotswanden steken omhoog. Niet iedereen gaat mee met de wandeling. Sommigen maken een kleine redelijk vlakke wandeling, anderen gaan met een tandradbaan naar een dorp in de buurt. Eerst lopen we een stuk langs de rivier. En dan gaat het omhoog naar een uitzichtpunt. Het pad bestaat uit losse keitjes en keien en stijgt behoorlijk.

Op zeker moment voel ik dat mijn benen gaan trillen. En met de ervaring in Israël nog vers in het geheugen lijkt het me niet verstandig om verder te gaan. Samen met een ander uit de groep lopen we terug naar de startplaats en drinken daar koffie. Later, als de anderen terug zijn eten we onze meegebrachte lunch op.
Op de terugweg gaan we bij Cabrales langs een kaasmakerij. Het gebied is bekend om zijn kazen, zoals de Queso de Cabrales, die traditioneel rijpen in de grotten. Spaanse Cabrales is een behoorlijk pittige blauwschimmelkaas, gemaakt van koeienmelk aangevuld met schapen- en/of geitenmelk. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid koeienmelk die er in de winter is. In de grot krijgen we uitleg en zien de kazen die liggen te rijpen. Aan het eind nog een korte film over het bereidingsproces en krijgen we een paar toastjes met kaas van verschillende rijptijd met wat cider erbij.
Rond half vier zijn we terug bij het hotel. Na een korte rusttijd gaan we samen richting zee en lopen een paar kilometer over een goed begaanbaar pad over de kliffen met af en toe erg mooi zicht op de rotsen die in zee steken of over Llanes.

Weer terug is het even douchen en dan een drankje op het terras van het hotel. Maar om zeven uur is de pret voorbij: het begint te regenen. ’s Avonds lekker, maar vooral erg leuk en gezellig met twee groepsgenoten gegeten.

Dag 5: woensdag 15 september
LLANES – OVIEDO
We gaan vandaag naar Oviedo. Al snel begint het onderweg te regenen, en niet zo’n beetje! En het zal nat blijven tot laat in de avond. Voordat we Oviedo binnen rijden gaan we eerst naar de twee pre-romaanse kerkjes, die even buiten de stad liggen; nl. Santa Maria de Naranco en San Miguel de Lillo

Santa María del Naranco
Op 4 kilometer ten noorden van Oviedo op de zuidhelling van de Monte Naranco staat het voormalige zomerpaleis van koning Ramiro I, dat in 842 werd voltooid. Nog in diezelfde eeuw werd het gebouw getransformeerd tot kerk, nu één van de weinige voorbeelden van pre-romaanse bouwkunst.
Niet alleen vanwege de leeftijd is dit kerkje het bekijken waard, maar het is ook uniek qua stijl: aan de voor- en achterkant vormen vier kolommen elk portieken. Het gebouw heeft twee verdiepingen. Het lagere gedeelte of de crypte heeft een centrale kamer en twee extra kamers aan weerszijden.


Er is een zeer breedsprakige Franse gids, dus alles moet weer in het Engels vertaald worden: eindeloos! We haken al snel af en kijken zelf wat rond. Vooral de mooi bewaarde details aan de zuilen vinden we erg mooi. Bijzonder toch dat dit, na zo’n 1180 jaar, zo mooi bewaard is gebleven.

  

Dan lopen we naar het andere pre-romaanse kerkje een stukje verderop. Hier mag niet gefotografeerd worden vanwege een paar nog aanwezige fresco’s.

San Miguel de Lillo
Op maar 100 meter van Santa María del Naranco (op dezelfde heuvel maar iets hoger) staat dit kerkje. Het is kleiner dan Santa María del Naranco en werd eveneens gebouwd in opdracht van koning Ramiro I in 842. Wat er nu staat is slechts de helft van het oorspronkelijke gebouw; de rest is in de 12e en 13e eeuw ingestort.


Dan rijden we naar het hotel in het oude centrum van Oviedo. Het is een benauwd hotel: een entree waar je nauwelijks met een paar mensen kunt staan -spiegels moeten de indruk van ruimte geven-, erg nauwe gangen en de kamer is ook niet erg ruim bemeten. Maar het meest vervelende: geen overgordijnen! En voor het ontbijt moeten we naar een hotel aan de overkant van de straat. Als we onze spullen op de kamer hebben gezet gaan we, gewapend met paraplu’s, eerst op zoek naar een plek om te lunchen en daarna kijken wat er zoal te zien is.

Oviedo
Oviedo werd gesticht door Fruela I van Asturië in 761. Volgens de legende was hij met zijn gevolg op jacht en zocht een plek om een stad te bouwen, dichter bij het jachtgebied. Hij vroeg aan zijn vrienden: "Waar moeten we een stad bouwen?". Die antwoordden toen “Ubi edo”(vert.: waar en hoe). En zo was de naam van de stad geboren.
De geschiedenis van Oviedo gaat dus al terug tot 761, toen de stad gesticht werd door Fruela I van Asturië. De stad wordt omgeven door de uitlopers van de Cantabrische bergen en was van 810 – 924 de hoofdstad van het koninkrijk Asturië, dat (nogal opmerkelijk) als een van de weinige regio’s in Spanje uit handen van de Moorse overheersers wist te blijven. Hoewel veel oude gebouwen tijdens de enorme brand in 1521 en later in de Spaanse burgeroorlog verloren zijn gegaan, bevat het kleine historische centrum nog steeds mooie kleurrijke panden, gezellige pleinen en indrukwekkende kerken. Ook loopt de noordelijke pelgrimsroute naar Santiago de Compostela door Oviedo. Tegenwoordig is Oviedo veranderd van een typische industriestad in een moderne stad met een universiteit.


Als eerste gaan we naar Plaza de Alfonso II El Costo, beter bekend als Plaza de la Catedral. Het is een rechthoekig plein, waar naast de kathedraal een een paar gebouwen staan uit de 15e en 17e eeuw. De Catedral de San Salvador is een mix van pre-romaanse, gotische en barokke stijlen. De bouw begon in de 14e eeuw met de kloostergang en werd voltooid in de 16e eeuw met het portaal en de toren De kathedraal heeft een mooi hoofdaltaar en een crypte met graven van de Asturische koningen. Er is ook een religieus museum, dus genoeg te zien op zo’n regenachtige dag als deze.

We drinken ergens wat, het blijft maar nat, en gaan dan op zoek naar een paar bekende pleinen, o.a. Plaza del Fontán. Dit is een sfeervol rechthoekig plein omgeven door arcaden, restaurants en sidrerías (ciderhuizen). Het ciderhuis Casa Ramón is het enige originele gebouw (de rest van het plein werd herbouwd in 1997). Bijzonder bij het drinken van de lokale cider is dat de cider van grote hoogte in het glas wordt ingeschonken om de cider te verrijken met zuurstof en zijn smaak te versterken. Naast het plein ligt de overdekte markt El Fontán. Natuurlijk is daar alles weer gesloten: we zijn in Spanje, dus siësta! Het went nog altijd niet. Verder valt op dat door het centrum van Oviedo tientallen standbeelden staan, waardoor Oviedo een naam heeft gekregen als beeldenstad. Er zijn zowel gestileerde als abstracte sculpturen, maar de meeste zijn realistisch.

Na al dat geslenter beginnen we onze voeten behoorlijk te voelen, dus terug naar het hotel. En dan ontdek ik een knop, waarmee je de rolluiken buiten kunt laten zakken. Dus toch vannacht een donkere kamer! ’s Avonds weer op stap om een eetgelegenheid te vinden en dat valt nog niet mee. Enerzijds omdat er feesten in de stad zijn, anderzijds omdat de Spanjaarden behoorlijk laat eten en daar hebben we nu eigenlijk geen zin in. Maar uiteindelijk wat gevonden waar het niet al te rumoerig is.

Dag 6: donderdag 16 september
OVIEDO – As Catedrais – A CORUÑA
Zoals eerder gezegd is het ontbijt aan de overkant van de straat. Nu zijn ze hier in Spanje zeer streng wat betreft het dragen van mondkapjes; je kan geen stap over een drempel zetten of je wordt erop gewezen je mondkapje op te doen. Dat weten we inmiddels. Maar bij dit ‘ontbijthotel’ is het nog een graadje erger: mondkapje, handen desinfecteren -so far so good- maar we moeten ook plastik handschoenen aan en op de tafels ligt voor iedereen een tangetje, zodat je maar niets zult aanraken. Alleen het plastik schort ontbreekt er nog aan!
De kustlijn van Noord-West Spanje is erg mooi; er zijn door erosie veel mooie rotsformaties te vinden. Onderweg naar A Coruña, komen we langs de rotsformaties van As Catedrais, waar een serie van 30 meter hoge bogen over het strand de zee in loopt, ook wel bekend als de ‘zeekathedraal’. Helaas zijn we een half uur te laat, d.w.z. dat het laagtij voorbij is en de vloed snel opkomt. We kunnen de bogen dus niet goed zien, laat staan er tussendoor lopen. Maar er zijn ook verschillende grotten, mooie rotsformaties en poeltjes. Alles bij elkaar een schitterend en imponerend stukje natuur.

Dan rijden we verder door Galicië en maken een uitgebreide lunchstop in Lugo.

Lugo
Lugo ligt landinwaarts, aan de Río Miño in de regio Galicië. De stad heeft nog veel overblijfselen van de Romeinen. Al in de Middeleeuwen bezochten veel pelgrims dit stadje op weg naar Santiago de Compostela.
Lugo is waarschijnlijk gesticht door de Kelten, nog vóór de Romeinse tijd. Het zijn echter de Romeinen die haar de naam Lugo gaven. Oorspronkelijk Lucus Augusti, wat zoveel betekent als ‘het heilige bos van Augustus’. De Romeinen bouwden een muur die er nog steeds staat en er zijn nog enkele andere Romeinse overblijfselen.
Na de florerende Romeinse tijd liep de stad leeg tot een spookstad rond de 7e en 8e eeuw. Pas in de  middeleeuwen steeg het inwonertal weer, mede door de pelgrims die de stad bezochten op weg naar Santiago de Compostela. In de 12e eeuw werd begonnen aan de bouw van de kathedraal. De stad was in die tijd  een belangrijke pelgrimsplaats. 


We gaan dus eerst naar de ‘Catedral de Santa María’, voordat deze ook weer gesloten is vanwege de siësta!

Kathedraal van Lugo
Deze kerk is in de twaalfde eeuw gebouwd, naar voorbeeld van de kathedraal van Santiago de Compostela. De kerk kreeg in het begin vooral een Romaanse stijl. Door de eeuwen heen werd er veel aan de kerk gebouwd, waardoor er inmiddels ook barokke, gotische en neoclassicistische elementen terug te vinden zijn. De façade (18e eeuw) is dan weer gebaseerd op die van de kathedraal van Pamplona.


Behalve een hele grote mooie kerk is er ook weer een museum. Dat laten we maar voor wat het is, want gisteren in Oviedo zagen we ook al een religieus museum bij de kerk. En binnen twee dagen weer zoveel heiligenbeelden, religieuze voorwerpen, enz. is voor ons een beetje te veel van het goede. Bovendien is het stralend weer, dus daar gaan we ook van genieten.

Daarna lopen we het stadje in en zoeken we iets om een kleinigheid te eten voor de lunch.

Romeinse muur van Lugo
De stadsmuur werd aangelegd in de periode 263-276 n.Chr. rond de Romeinse stad Lucus Augusti om de stad te verdedigen tegen opstandige plaatselijke stammen en Germaanse invallers. De muur was onderdeel van een vestingcomplex en heeft een totale lengte van ongeveer 2.120 meter. De muur is zo'n 4,2 meter breed en de hoogte varieert van 8 tot 12 meter.
Er zijn 10 poorten in de muur, waarvan vijf uit de Romeinse tijd stammen en vijf na 1853 werden toegevoegd wegens de groeiende stadsbevolking. Behalve poorten heeft de muur ook nog 49 torens uit de Romeinse tijd die nog intact zijn en 39 torens die de tijd minder goed doorstaan hebben.


Tot slot lopen we nog een stuk over de oude stadsmuur.

Dan rijden we de laatste 75 km naar A Coruña. Maar eerst naar de Herculestoren net buiten de stad.

A Coruña
De geschiedenis van A Coruña gaat terug naar de prehistorie toen de regio bestond uit Keltische nederzettingen. Pas in de Romeinse tijd groeide de stad uit tot een belangrijke handelshaven, welke functie het in de 4e eeuw weer verloor na invallen van Normandiërs. Vanaf de 16e eeuw vervulde de haven wederom een belangrijke rol voor de handel van kruiden en specerijen uit de Nieuwe Wereld en raakte de Spaanse oorlogsvloot in oorlog met Engeland. Zo vertrok in 1588 het schip Armada vanuit deze stad.
Torre de Hércules
Dit is de oudste nog steeds werkende vuurtoren ter wereld. De toren heeft sinds de 1e eeuw na Christus als vuurtoren en oriëntatiepunt gediend voor de ingang van de haven op een schiereiland  ± 2,5 km van A Coruña. De toren staat op een 57 meter hoge rots en is 55 meter hoog. Hiervan is 34 meter Romeins metselwerk. De 21 meter erboven dateren van een 18e-eeuwse restauratie.   

Aangezien de buitenkant van de toren zoals we hem nu zien niet uit de Romeinse tijd stamt vind ik het wat minder interessant. Maar wel aardig om even gezien te hebben. Niet ver van de toren is een windroos van mozaïek gemaakt. Hiermee wordt de verbondenheid van acht Keltische volkeren uitgebeeld. Net voordat we weer verder gaan horen we dat er verderop een beeldentuin is: nog snel even kijken. We zien hier een soort moderne menhirs; bijzonder.

En dan naar het hotel. Ook hier strenge covid-maatregelen: niet meer dan een bepaald aantal mensen tegelijk dineren. En ook een plekje op het dakterras moet bij de receptie besproken worden. Als we daar komen blijken enkele groepsleden een tafel gereserveerd te hebben voor maximaal zes personen in de verwachting dat er nog wel meer mensen zullen komen. Dus gezellig samen een glaasje gedronken. Dan blijkt dat we hier ook een klein hapje kunnen eten. Dus we kiezen ervoor hier boven te blijven, want beneden eten met een compleet menu -dat toch te veel is voor ons- is een minder aantrekkelijke optie. Het is heerlijk toeven op het dakterras. Als wat later er nog een paar mensen bij komen is het paniek bij het personeel want dan zijn er meer dan zes personen aan tafel. Uiteindelijk kan het wel en blijft het nog lang gezellig.

Dag 7: vrijdag 17 september
A CORUÑA – Muxía – Finisterre  – SANTIAGO DE COMPOSTELA
De dag begint weer regenachtig. Einddoel vandaag is Santiago de Compostela. Maar eerst een stop in Muxía aan de Costa da Morte.

Costa da Morte
Net onder A Coruña begint de Costa da Morte. Deze kustlijn wordt de ‘doodskust’ genoemd vanwege de vele schipbreuken die hier hebben plaatsgevonden in het verleden. Door stormen op zee werden regelmatig schepen tegen de rotsen voor de kust geslagen en vele vergingen


Muxía is een klein dorpje aan de ruige kust. Op een steenworp afstand staat, direct op de rotsen aan zee, het Santuario de la Virgen de la Barca (heiligdom van de Maagd van Barca), een klein maar mooi kerkje.

Min of meer naast het kerkje op een rots staat een groot monument ter nagedachtenis aan de ramp van de olietanker Prestige in 2002. Muxía was één van de zwaarst getroffen plaatsen. De scheur in de steen symboliseert de wond die deze ramp veroorzaakte en zo heet het monument ook: ‘A Ferida’ (=de wond).

Het kerkje is een belangrijke plaats voor pelgrims op de camino. Maar nog belangrijker is het als bedevaartplaats voor de Maagd van Barca. Het verhaal gaat dat zij in een stenen boot naar Muxía kwam om de Apostel Santiago aan te moedigen door te gaan met zijn werk. De verschillende stenen op deze plek -sommige hebben inderdaad met wat fantasie de vorm van een boot- zouden de resten van deze boot zijn. Daarom vindt hier in september jaarlijks één van de grootste bedevaarten van Galicië plaats Vervolgens rijden we naar Finisterre, het einde van de wereld.

Finisterre
De plaats en de gelijknamige kaap zijn door de Romeinen vernoemd naar het einde van de wereld, omdat de kaap één van de meest westelijke punten is. Finisterre en haar kaap zijn onderdeel van de beruchte Costa da Morte, de rotsachtige kust van Galicië.
Op kaap Finisterre staat de kilometerpaal met de mythische afstand: 0,00 km; hoe toepasselijk op het ‘einde van de wereld’. Het markeert het einde van de bijzondere Camino de Finisterre. De Camino de Finisterre is een officiële Camino de Santiago. Toch is deze heel anders dan de andere pelgrimstochten. Het is de kortste camino, maar vooral bijzonder omdat deze camino niet Santiago de Compostela als eindplaats heeft, maar start in Santiago en eindigt in Finisterre! Volgens de legende is Finisterre de eerste plaats waar de Apostol Jacobus voet aan land zette in Galicië. Door deze geschiedenis werd het al vele honderden jaren geleden ook gebruikelijk voor pelgrims om na hun bedevaart door te lopen naar Finisterre.  Een bekend ritueel van pelgrims die hier aankomen is het verbranden van hun kleding op de kaap. Door het lopen van de tocht naar Santiago zijn pelgrims al van hun zonden verlost. Het aanschouwen van de zonsondergang en daarna het verbranden van de kleding zou als een wedergeboorte zijn.


Op de kaap vind je ook de vuurtoren van Finisterre, een bekend gebouw. Vanaf dit punt schijn je een fabuleus uitzicht te hebben op de machtige en verre oceaan. Daar zien wij helemaal niets van, want de bewolking hangt zo laag dat de vuurtoren nauwelijks te zien is, laat staan de oceaan!

In het nabij gelegen stadje Finisterre drinken we koffie met iets wat op een lunch moet lijken, want ze zijn officieel nog niet geopend. We lopen nog even langs de haven en visafslag en kopen bij een kraam met regionale producten een stuk heel stevig krentenbrood, maar wel smakelijk. Het regent nog steeds.

Rond drie uur arriveren we bij het hotel in Santiago de Compostela. De zon schijnt inmiddels weer. Het is geen fijn hotel. De entree ligt in het souterrain en alleen bereikbaar met veel trapjes en de kamer is erg klein, je kunt er je kont niet keren, laat staan je bagage kwijt. En ook de badkamer is ieniemienie. Waarschijnlijk zijn er in een stad als Santiago de Compostela weinig behoorlijke hotels te vinden voor een acceptabele prijs.

Santiago de Compostela
Santiago de Compostela is één van de bekendste pelgrimsoorden van Europa. Jaarlijks komen hier na een lange tocht zo’n 300.000 pelgrims aan om een bezoek te brengen aan het heiligdom. De kathedraal van Santiago de Compostela is dan ook het belangrijkste monument van de stad. Hier vindt dagelijks om 13u een mis plaats voor de pelgrims. De kathedraal ligt aan het Praza do Obradoiro, het aankomstpunt van de pelgrims die de Camino de Santiago hebben gelopen. Er zijn verschillende pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela. Vanuit vrijwel alle Europese landen vertrekken Jacobswegen naar Santiago de Compostela. De routes worden aangegeven met het pelgrimssymbool, de Sint-Jacobsschelp. In Spanje wordt de route daarnaast ook aangegeven door middel van gele pijlen.
De stad heeft bijna alles te danken aan de apostel Jacobus: zijn naam, zijn oorsprong, zijn reputatie en zijn perfect bewaard gebleven centrum van graniet.
De naam van de stad gaat terug op de heilige Jacobus (Sant-Iago), wiens graf in de 9e eeuw zou zijn gevonden. Compostela is een toevoeging, dus eigenlijk 'Santiago, bijgenaamd Compostela'. Vaak wordt gezegd dat de toevoeging komt van Campus Stellae (=Sterrenveld), vanwege de ster die volgens de overlevering, het gebeente van Jacobus op deze plaats heeft aangewezen. Een waarschijnlijker verklaring is dat de naam is afgeleid van het Latijnse compos(i)tum of in het plaatselijke Latijn composita tella, dat wijst naar een begraafplaats of kerkhof. Bij archeologische opgravingen tussen 1946 en 1959 werd inderdaad een Romeinse begraafplaats gevonden.
De 9e eeuw was het begin van de stad, die zich snel ontwikkelde tot het geestelijk centrum in de strijd tegen de Moren. Hij groeide in de middeleeuwen uit tot een van de belangrijkste plekken van het christendom, vergelijkbaar met Rome en Jeruzalem. In 997 echter verwoestten de Moren de 100 jaar eerder gestichte basiliek en omliggende gebouwen volledig. Maar Santiago bloeide weer op. Al in 1188 werd de romaanse kathedraal met de Portico da Gloria voltooid op de plaats van de verwoeste basiliek en werd het een zeer belangrijk pelgrimsoord. Vanaf de veertiende eeuw begonnen de pelgrimages naar Santiago af te nemen, o.a. veroorzaakt door de vele oorlogen, natuurrampen en epidemieën. In de 17e kreeg de kathedraal nog een nieuwe barokgevel met twee torens.

Pas tegen het einde van de 19e/begin 20e eeuw begon de pelgrimstocht weer populariteit te krijgen. Dit was waarschijnlijk omdat paus Leo XII in 1884 verkondigde dat de menselijke resten gevonden in Santiago de Compostela daadwerkelijk de stoffelijke resten van de discipel zouden zijn, al blijft het Vaticaan tegenwoordig neutraal over deze kwestie. Wel promoot het Vaticaan nog steeds de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela.


Pelgrimsroute naar Santiago de Compostela
De pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, ook wel Sint Jacobsroute of Jacobsweg genoemd (Spaans: Camino de Santiago), is de pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jacobus in Santiago de Compostela in Spanje. Vanuit vrijwel alle Europese landen vertrekken Jacobswegen naar Santiago de Compostela. De belangrijkste route door Spanje is de Camino Francés, die de voortzetting is van meerdere trajecten komend uit Frankrijk.

De route is in Spanje gemarkeerd met palen en borden met daarop een gestileerde sint-jacobsschelp op een blauwe ondergrond, en/of met gele geschilderde pijlen (de markering is alleen voor de heenreis aangebracht). Langs de route zijn op regelmatige afstanden sobere herbergen ingericht, waar reizigers kunnen overnachten en eten. Met behulp van de plegrimspas (‘Credencial del Peregrino’), die men onderweg laat afstempelen, kan bij aankomst in Santiago aangetoond worden dat men een voldoende afstand heeft afgelegd om in aanmerking te komen voor de oorkonde, de ‘Compostela’. Voor wandelaars is een afgelegde afstand van 100 kilometer vereist, voor fietsers 200 kilometer.

    

De traditie van de bedevaart naar St.Jacob in Compostela gaat terug naar de tijd van Karel de Grote, nadat volgens de legende in 814 zijn graf in Compostela gevonden was. Van oudsher hebben bedevaarten, naar welk bedevaartsoord ook, een religieus karakter: pelgrims reisden daarnaartoe ten einde daar aanwezige relikwieën te vereren. Ook ondernam men een bedevaart ter uitvoering van een aan God gedane belofte, of als boetedoening. In de Middeleeuwen werden bedevaarten niet zelden als straf opgelegd door kerkelijke of zelfs wereldlijke rechtbanken. Religieuze (of in elk geval levensbeschouwelijke) motieven spelen ook thans vaak een rol. Doch een aanmerkelijk deel van de pelgrims dat tegenwoordig naar Santiago reist doet dit vanwege het cultuurhistorische erfgoed op de route, vanwege de fysieke uitdaging of om, vaak in samenhang met ontwikkelingen in het eigen leven, geruime tijd in een geheel andere omgeving te verkeren.


Aan het eind van de middag krijgen we een rondleiding door het oude stadsdeel en natuurlijk de kathedraal. Morgen gaan we alles wel op ons eigen tempo bekijken. Daarna vinden we een restaurantje waar we ons avondmaal doen met een paar pintxos en een glas witte wijn. En dan terug naar het hotel. Hier slapen we voor het eerst deze vakantie met het raam dicht, want we slapen aan de voorkant en het geluid van het verkeer -m.n. dat van motoren- is af en toe niet te harden.

Dag 8: zaterdag 18 september
SANTIAGO DE COMPOSTELA
Ook de ontbijtruimte is uiterst ongezellig en het ontbijt is sober. Wie een eitje bij het ontbijt wil moet hiervoor €1,00 tot €1,50 extra betalen, al naar gelang het ei gekookt of gebakken is.
Vandaag gaan we Santiago de Compostela op ons gemak nog eens overdoen. Het is redelijk fris, dus een jasje/vest aan. Het oude centrum heeft een overdaad aan imposante oude gebouwen, zoals kloosters, kerken en stadspaleisjes. Vaak versierd met indrukwekkende wapenschilden in de muren boven poorten en deuren. Opvallend veel oude straatjes met arcaden.

De kerken zijn vrijwel allemaal barok. We zoeken de deels overdekte markt op. Altijd leuk om te kijken of we bijzondere dingen tegenkomen. En jawel: ‘Tetilla’ (=tepel) of ‘Teta de queso’ (=borstenkaas); jawel, kaas met de vorm van een vrouwenborst.

Tijd om even te zitten met een kop koffie. We vinden een terras dat van boven uitkijkt over het plein aan de achterzijde van de kathedraal. Net op tijd, want het gaat (even) regenen. Om twaalf uur is er een mis in de kerk, maar heel ruim voor elven staat er al een enorme rij om binnen te komen. Later hoorden we dat mensen er drie uur gewacht hebben om überhaupt binnen te komen. Daar bedanken we voor.
Dan lopen we naar het enorme plein aan de andere kant, waar de hoofdingang van de kathedraal is: Praza do Obradoiro. Aan dit plein liggen, behalve de kathedraal nog een paar bijzondere gebouwen, zoals Hostal dos Reis Catolicos. Dit werd in opdracht van de katholieke koningen rond 1500 als pelgrimshospitaal gebouwd. Nu is het de beroemdste en duurste parador van Spanje. Het ingangsportaal is schitterend versierd.

Verder het Pazo de Raxoi, dit classicistische Pazo (=paleis) de Raxoi is vernoemd naar zijn opdrachtgever, de aartsbisschip Raxoi. Nu is het stadhuis en tevens zetel van de regioregering.

En tot slot het Colexio de San Xerome aan de zuidzijde van het plein, een sober gebouw (1490) met een romaans-gotisch portaal met beeldhouwwerk. Mooi, mooi, mooi allemaal.

  

Terwijl we door de stad liepen cirkelde er al een hele tijd een helicopter boven het centrum. Als we na de koffie dus naar het hier boven genoemde plein lopen zien we een enorme politiemacht (????). Later blijkt dat de president van Colombia de stad bezoekt en die loopt van het gemeentehuis (ontvangst) naar de dure parador (lunch). Ter verhoging van de feestvreugde speelt er een doedelzak-/drumband. Deze muziek heeft niet direct onze voorkeur, maar de groep is heel bijzonder gekleed: volledig in het zwart, de mannen met bijzondere hoofddeksels en de vrouwen met een korte sluier. De doedelzakken en trommels zijn rood. De doedelzak zie je hier trouwens vrij veel en heet hier ‘gaita’. Het is een directe link met het Keltische verleden van deze streek.

  

De kathedraal is schitterend aan de buitenzijde, aan alle kanten. Je raakt niet uitgekeken!

  

Inmiddels zijn de lange rijen verdwenen en lopen we de kathedraal nog een keer in. De afmetingen zijn imponerend: 94m lang en 63m breed. Binnen valt het een beetje tegen wat mij betreft. Het hoofdaltaar met het verzilverde beeld van Jacobus heeft -natuurlijk- heel veel goud en zilver, maar daarmee vinden we het nog niet mooi. Via een trap aan de achterkant kan je bij het beeld van de apostel komen. Het dubbelorgel vind ik wel mooi en zeker bijzonder en het beroemde wierookvat had ik me nog groter voorgesteld. Dat wierookvat, de botafumeiro, is ruim 50 kg zwaar en wordt op hoogtijdagen door zes tot acht mannen door het dwarsschip gezwaaid. Al in de 14e eeuw was dit een traditie. In die tijd zou de wierook vooral bedoeld zijn om de penetrante geur van de pelgrims, die na hun lange tocht op de bovenverdieping van de kathedraal sliepen, te maskeren. Een ander verhaal is dat Santiago een groter wierookvat wilde hebben dan het Vaticaan.

Maar wat vooral tegenvalt is dat we een aantal bezienswaardigheden waarover ik gelezen heb niet hebben gezien: ofwel niet toegankelijk, ofwel verplaatst naar een museum, of gewoon niet gevonden.
Weer buiten komen we twee groepsgenoten tegen. Met hen eten we op een terrasje, heerlijk in de zon, paella met een flesje wijn erbij. Heel gezellig. Aan het eind van de middag zoeken we het hotel weer op.
’s Avonds lopen we nog even terug naar het centrum om wat te drinken en een kleinigheid te eten, want we hebben van middag al een behoorlijke warme maaltijd gehad.

Dag 9: zondag 19 september
SANTIAGO DE COMPOSTELA – BRAGA
Vandaag verlaten we Santiago en ook Spanje: we gaan naar Portugal. Het is heerlijk weer: meteen al een stralend zonnetje. We maken een koffiestop in het plaatsje Baiona, waar de overblijfselen zijn van Monterreal Castle. Baiona ligt aan zee en op een schiereiland ligt de voormalige vesting met indrukwekkende muren.

Het oude kasteel (gebouwd tussen 1200 en 1600) is er niet meer. Nu is er een luxueuze parador. We maken een mooie wandeling over de oude muren en drinken koffie bij de parador, op het terras met uitzicht over het water. Hoe heerlijk kan je het hebben! Het mag dan wel een sjieke tent zijn, maar het duurt 35 (!) minuten voordat we de koffie hebben.
Langs een weg vlak langs de kust met schitterende uitzichten op zee rijden we naar A Guarda, een plaatsje ongeveer op de grens van Spanje en Portugal, om de Castro de Santa Trega te bezoeken.

Castro
Een castro is een versterkte nederzetting, meestal van vòòr de Romeinse tijd. Je vindt ze op strategische plaatsen door heel Europa. Maar de grootste concentratie en ook meest monumentale castro´s liggen in Galicië. De woningen in de meeste castro’s zijn in cirkelvorm gebouwd. Gedacht wordt dat het te maken heeft met de Keltische cultuur: de Kelten dachten dat kwade geesten zich verstopten in hoeken. En dat gevaar omzeil je met ronde huizen. De hoekbouw is later gekomen, onder invloed van de Romeinse overheersing.
Kelten
Rond 1200 voor Christus – aan het einde van de bronstijd – vonden in het Middellandse-Zeegebied tal van botsingen plaats tussen zeevarende en terrestrische volkeren. Voor het eerst werden door de aanvallers ijzeren zwaarden gebruikt waartegen de berijders van strijdwagens, die tot dan toe de veldslagen hadden beheerst, niet waren opgewassen. Vanaf dat moment begon het ijzer aan zijn opmars door Europa en het waren de Kelten die komend vanuit Frankrijk dit metaal introduceerden op het Iberisch schiereiland. De Keltische invasie vond plaats in twee golven, een eerste aan het eind van het tweede millenium voor Christus en een tweede vanaf het begin van de achtste eeuw voor Christus.
De Kelten verspreidden zich over het noordelijk deel van Spanje en vermengden zich deels met de Iberos tot Celtiberos.


We rijden naar boven de berg van Santa Trega op, waar resten gevonden zijn van een keltische nederzetting. Op de top van de berg, Pico de San Francisco, is o.a. een restaurant waar we buiten overheerlijk lunchen. Daarbij hebben we uitzicht op een klein laat-middeleeuws kerkje, dat waarschijnlijk gebouwd is op de plaats van een heiligdom van heidense oorsprong. Hier wordt al sinds mensenheugenis Santa Trega vereerd en het is nog steeds een bedevaartplaats.

  

Even verderop zien we ook een kruisweg. We beklimmen een nog hogere top op en hebben daar een schitterend uitzicht op de zee en op de rivier de Miño, die de grens met Portugal vormt. Het is hier erg mooi, maar ook behoorlijk fris. Geen wonder, want we zitten vrij hoog (370 m), direct aan zee en er staat een stevig windje. Dan lopen we naar de overblijfselen van de Keltische nederzetting Castro de Santa Trega uit de 1e eeuw voor Christus. Waarschijnlijk was het een belangrijke strategische vesting bij zee en de rivier.

Enkele gereconstrueerde huizen geven een mooi beeld hoe er geleefd en gewerkt werd.

  

We brengen behoorlijk wat tijd door in dit interessante gebied. Dan steken we de grens over: we zijn in Portugal.

PORTUGAL

We stoppen in het plaatsje Ponte de Lima, een mooi oud stadje in het noorden van Portugal en vooral bekend door de eeuwenoude brug over de rivier de Lima. Hieraan dankt het stadje ook zijn naam.

Het is erg druk, want het is zondag èn mooi weer. En dan gaan de Portugezen met de hele familie ergens naar toe om uitgebreid te eten. We drinken een biertje, want het is behoorlijk warm, en lopen de brug over. Al sinds de middeleeuwen gingen mensen naar Santiago de Compostela. En vanaf die tijd passeerden de Portugese pelgrims de stad Ponte de Lima. Ook tegenwoordig trekken er nog steeds elk jaar duizenden pelgrims over de brug door Ponte de Lima. Aan de overkant van het stadje staat naast de brug dan ook een kerkje (met azulejos!) en aan de andere kant van de weg staat een monument: ‘Bom Caminho”, wat zoveel betekent als "goede reis of goede caminho". Terug over de brug lopen we wat in de stad en zien o.a. een mooie oude kerk en een gebouw dat vroeger als gevangenis heeft gediend. Op de boulevard langs de rivier is een oploopje: een paar mannen met trekharmonica en tamboerijn plus een paar zingende vrouwen, allen ruim 70+, spelen en zingen voor de Portugezen bekende liedjes. Het gezang is niet om aan te horen, maar de omstanders zijn enthousiast: er wordt spontaan gedanst, meegezongen, geklapt en zelfs maniertjes gedaan. Erg leuk.

Er bestaat een legende over de rivier de Lima:
Het verhaal gaat dat ene Decius Junius Brutus in het jaar 135 voor Christus met zijn soldaten bij de oevers van de rivier, die we nu Lima noemen, moe en bezweet arriveert. De bevelhebber heeft haast. Hij wil door. Zijn soldaten denken daar anders over. Geen haar op hun hoofd peinst erover om de rivier over te steken. Waarom? Omdat de schoonheid van de omgeving de bijgelovige soldaten sterk doet denken aan de rivier Lethe, een van de vijf rivieren van de onderwereld. De soldaten geloven dat wie de Lethe overgaat, zijn geheugen verliest. Want in het hiernamaals, de onderwereld voor de Romeinen, drinken overledenen uit deze rivier om hun aardse leven te vergeten. Oversteken en water in hun mond krijgen vinden de stoere soldaten dus geen optie. Er rest Decius Junius Brutus niets anders dan zélf naar de overkant te waden om te bewijzen dat zijn weigerende manschappen ongelijk hebben. Eenmaal aan de overkant laat de bevelhebber zien dat zijn geheugen nog perfect werkt en absoluut niet onderhevig is aan enige vergeetachtigheid: eén voor één roept hij zijn soldaten bij hun naam naar de overkant!


Ter herinnering aan deze legende staat aan de ene oever van de rivier de generaal op zijn paard en aan de andere oever staan de soldaten.

  

Dan naar Braga, waar we rond zessen aankomen.

Braga
Braga is een van de oudste steden van Portugal. Al in de prehistorie woonden er mensen en ten tijde van Keizer Augustus (ongeveer in het jaar 16 voor Christus) werd er een stad gesticht, Bracara Augusta genoemd, die lag op een van de belangrijkste Romeinse verbindingswegen van het Iberisch Schiereiland.
Het bisdom Braga is het oudste van Portugal en wedijverde in de middeleeuwen wat betreft macht en aanzien zelfs met Santiago de Compostela. Hier passeerde een van de pelgrimswegen naar Santiago toen deze cultus ten tijde van de christelijke herovering (Reconquista) en de stichting van Portugal meer bekendheid kreeg. Braga is ook nu nog een van de belangrijkste religieuze centra van het land. De Sé is dan ook de oudste kathedraal van Portugal.


We lopen nog even een rondje door de stad om een eerste indruk te krijgen. Inderdaad, veel kerken, maar ook ander moois: het 18e eeuwse Palácio do Raio met een voorgevel van blauwe azulejos, de Arco da Porta Nova vroeger een van de toegangspoorten in de oude stadsmuur en verder nog het grote plein met de fontein etc.

  

Later op de avond eten we met de groep, heel gezellig.

Dag 10: maandag 20 september
BRAGA – Peneda Gerês nationaal park
Vandaag gaan we met een paar mensen een stevige wandeling maken in het nationaal park Peneda-Gerês.

Peneda Gerês National Park
Dwars door het Peneda Gerês National Park hebben de Romeinen 2000 jaar geleden de Via Geira aangelegd. De Via Geira is een verharde weg waarvan delen bewaard zijn gebleven, inclusief de Romeinse zuilen, mijlpalen en ingesleten karrensporen. Het landschap bestaat uit bergketens, ravijnen, rivieren, watervallen, bossen en heidevelden.


Het belooft weer een mooie dag te worden. Na het ontbijt eerst een supermarkt opzoeken om wat voor de lunch te halen, want we picknicken onderweg. Om kwart over negen stappen we met een deel van de groep op de bus en om half elf starten we de wandeling. Het is een schitterende omgeving: bergachtig, bos en beneden ons de rivier. Aan het begin van de wandeling lopen we een deel over de romeinse weg en is het pad goed begaanbaar. We zien inderdaad een aantal overblijfselen die nog uit de romeinse tijd of eerder stammen.

Bij een watervalletje met grote rotsblokken eten we onze meegebrachte lunch; een idyllisch plekje heerlijk in de zon. Daarna gaat het pad omhoog en zijn er veel boomwortels, maar vooral grote en kleine keien. Goed uitkijken dus en behoorlijk vermoeiend, maar we doen het toch maar!

Na elf km wacht ons een heerlijk biertje bij een voormalige grensovergang Portugal/Spanje. Als toetje is er nog een korte wandeling naar een watervalletje, maar we hebben even genoeg gewandeld. Van anderen horen we later dat dit ook niet echt de moeite waard was. Dan weer terug en eind van de middag zijn we weer bij het hotel.
Na een half uur gaan we toch weer in de benen, want de kathedraal is tot half zeven open en we willen daar toch nog graag even binnen kijken. Het is namelijk de oudste kathedraal van het land (12e eeuw) en dat is hier en daar ook goed te zien. Verder valt ons m.n. het zeer imposante dubbele orgel op.

  

We lopen daarna nog wat door de stad, pikken een terrasje en dan op zoek naar een aardig restaurant. Uiteindelijk vinden we er een waar we goed en genoeglijk gegeten hebben.

Dag 11: dinsdag 21 september
BRAGA – PORTO
We vertrekken pas om elf uur, dus alles op het gemakje. We drentelen nog wat door de stad en duiken nog een paar kerken in. Er wordt gezegd dat Braga meer kerken heeft dan Rome! Lijkt me wat overdreven. Hoe dan ook, we komen ze veelvuldig tegen. Er loopt een kleuterklasje, dat het kennelijk over vrede o.i.d. gehad heeft, want ze hebben allemaal een uitgeprikt ban-de-bomteken/vredesteken om hun nek hangen. Ze hebben briefjes bij zich met teksten als “Niemand bouwt vrede op als er geen liefde is” en “Vrede is iets wat je wilt. Vrede is iets dat je opbouwt, dat je doet, dat je bent. En het is iets wat je anderen aanbiedt”. Ik denk niet dat deze kleuters hier iets van begrijpen. Bedoeling is dat ze deze briefjes aan voorbijgangers geven. Ook wij krijgen zo’n briefje door een verlegen kleuter in de hand gedrukt.

Dan nog een kop koffie met zo’n heerlijke pastéis de nata en vervolgens op weg naar Porto.

Maar eerst nog naar de bekende kerk van Bom Jesus do Monte, die aan de rand van de stad Braga ligt.

Santuário do Bom Jesus do Monte.
Santuário do Bom Jesus do Monte (lett.: het Heiligdom van goede Jezus van de Berg) is het symbool van de stad met een monumentaal trappencomplex. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht over Braga. Het is de vaakst bezochte toeristische attractie van de stad en ligt hoog op de heuvel. Bom Jesus do Monte is een bedevaartsoord compleet met tuinen, grotten en beeldhouwwerken, dat al sinds de veertiende eeuw veel gelovigen aantrekt.
De trap (zo’n zeshonderd treden) van de Drie Deugden (Geloof, Hoop en Liefdadigheid) heeft onderweg kapelletjes die de kruisweg uitbeelden en mooie barokke sculpturen. De zigzaggende trap is gewijd aan de vijf zintuigen, waarbij elk zintuig wordt voorgesteld door een fontein. De oorspronkelijke kerk werd in 1882 afgebroken en vervangen door een neoklassieke kerk.

  

Omdat ons de lust vergaat naar boven te lopen bij het zien van al die trappen besluiten we het treintje naar boven te nemen, aangezien dat ons in enkele minuten naar boven brengt. De kerk zelf vinden we niet heel bijzonder. Het zijn vooral de trappen die het zo apart maken. Naar beneden gaan we wel lopen, want we willen natuurlijk al die beelden en fonteinen wel zien. Dan naar Porto, waar we rond lunchtijd arriveren. `

Porto (ook wel Oporto)
Porto is een havenstad in het noordwesten van Portugal, aan de Costa Verde en is gebouwd aan de noordoever van de rivier de Douro. Het is de op een na grootste stad van Portugal (na Lissabon). Porto is vooral bekend van de portwijn, die in Vila Nova de Gaia (op de zuidoever van de rivier de Douro) op vaten ligt en van daaruit over de hele wereld wordt geëxporteerd. Vroeger heette de stad Cale en later Portucale, waar de landsnaam Portugal van is afgeleid


Het hotel ligt gunstig t.o.v. het centrum aan het Praça da Batalha. Midden op het plein staat een standbeeld van Koning Pedro V en ook staat er de schouwburg. Ons hotel ligt zo ongeveer naast de Igreja (=kerk) San Ildefonso met mooie azulejos in de gevel.

We gaan op zoek naar een lunchplek en komen langs ‘Majestic Café’ waar we buiten lunchen. Deze horecagelegenheid stond al op mijn lijstje om te bezichtigen, dus dat hebben we nu al gehad! Het is een van de beroemdste en mooiste cafés van Porto. In 1921, dus 100 jaar geleden, opende hier een horecagelegenheid met de naam ‘Elite'. Het stond bekend om zijn prachtige art-nouveaudecoratie’s en deed zijn naam eer aan want het is lang het stamcafé geweest van beroemde inwoners van Porto. Toch moest het café in 1963 zijn deuren sluiten. Na jaren van renovatie werd het café opnieuw geopend in 1994. De oude grandeur en de schitterende art-nouveaudecoratie zorgen ervoor dat ‘Majestic Café’ nog steeds één van de drukst bezochte plaatsen in de historische binnenstad is.
’s Middags maken we een korte wandeling door de stad onder leiding van een leuke meid, die goed Engels spreekt en niet alle bezienswaardigheden opdreunt , maar vooral veel vertelt over de stad en haar inwoners. Aan het eind van de wandeling gaan we naar de overkant van Porto, naar Vila Nova de Gaia, waar de wijnkelders zijn. Helaas is een rondleiding in de kelders niet mogelijk vanwege corona, maar wel een portproeverij met uitleg. Na drie glazen erg lekkere port gaan we terug naar het hotel.

  

Na een kort rustmomentje gaan we ’s avonds toch maar weer bij ‘Majestic Cafe’ eten: het ligt op een steenworp afstand van het hotel, heeft een mooie ambiance en lekker eten. Het geeft een echt ‘uitgevoel’.

En wat hebben we vandaag al weer geboft met het weer: 27°!

Dag 12: woensdag 22 september
PORTO
Het weer gaat veranderen, maar voorlopig ziet het er nog goed uit, dus direct na het ontbijt stappen we al vroeg het hotel uit. Ik heb van internet een rondwandeling met uitleg van de verschillende bezienswaardigheden gehaald en die nemen we als leidraad. Dat blijkt een nogal vermoeiende klus te zijn: veel lezen, dingen bekijken, slenteren, enz. Bovendien is Porto een nogal geaccidenteerde stad, dus tel uit je winst! We beginnen bij het stadhuis, groot en indrukwekkend.

De grote overdekte markt, de Mercado Bolhao, blijkt gerestaureerd te worden, dus daar lopen we aan voorbij. We komen langs de traditionele kruidenierswinkel A Pérola do Bolhão, tjokvol heerlijkheden en met een mooi betegelde gevel in art-nouveaustijl.

Niet veel later zien we de Capela Almas van rond 1800; aan de buitenkant zeker een van de bijzonderste kerken van Porto. De gevel is namelijk volledig bedekt met zo’n 15.947 Portugese tegeltjes. De afbeeldingen gaan over de heilige Franciscus van Assisi en de heilige Catharina. Oorspronkelijk had de kerk nog niet deze tegels, pas in 1929 werden de blauw/witte tegels aangebracht.

Verder naar Praça de Liberdade met het ruiterstandbeeld van Dom Pedro IV. Er is niet veel van het grote plein te zien, want het ligt behoorlijk op de schop. Maar we kijken wel even binnen bij Mac Donalds, hoewel niet bepaald onze favoriet! Maar het zit in een erg mooi art-nouveaugebouw. Alleen de gele M wijst je erop dat je in een Mac Donalds bent. De rest van het interieur is volstrekt anders dan dat je van deze keten gewend bent: kroonluchters, glas-in-loodversiering enz. maken dit absoluut tot een hele bijzondere Mac.

Het São Bento station is een van de belangrijkste treinstations van de stad. Het werd gebouwd op de plaats waar vroeger een klooster, São Bento de Avé-Maria, stond; vandaar de naam. Maar het is vooral bekend van zijn azulejos in de stationshal. De meer dan 20.000 tegels zijn beschilderd met de ambachten uit het noorden van Portugal, beroemde koningen, veldslagen uit de geschiedenis van deze noordelijke regio en het Portugese landschap. Heel indrukwekkend.

De kathedraal van Porto, Sé do Porto, ligt op de hoogste heuvel van de oude binnenstad. En dat is te merken: we komen hijgend boven! Het plein voor de kathedraal, het Torreiro da Sé, staat bekend als een van de mooiste miradouros (uitkijkpunten) van de stad. Op het plein staat een oude schandpaal, Pelourinho da Sé.

De kathedraal is het belangrijkste Romaanse gebouw in de stad. Oorspronkelijk was het een vestingkerk, wat je nog terug ziet in de kantelen. De bouw is gestart rond 1110 en afgerond in de 13e eeuw. In de loop van de eeuwen is er veel veranderd en is de kerk nu een mix van bouwstijlen. De voorkant van de kerk is erg sober, evenals de binnenkant. Het koor is rijk versierd met marmer en goud, maar de rest van de kerk is enkel steenkleurig zonder veel opsmuk. Op het moment dat wij er zijn wordt het interieur gerestaureerd. Daarom is het altaar op een immens doek geschilderd, als een trompe-l’oeil, waarachter de bouwactiviteiten plaatsvinden. Naast de kathedraal ligt een 14e-eeuws gotisch klooster. De kloostergang is ook weer bekleed met azulejos, die het leven van Maria voorstellen. Via een granieten trap bereik je het terras. Ook hier azulejos.

Het was al een behoorlijke klim naar de Sé, maar we beklimmen ook nog eens de granieten toren uit de 14e eeuw. De beloning is een schitterend 360° uitzicht op de stad.
Vanaf de hoogste heuvel in de binnenstad lopen we naar beneden door de oude volkswijk Ribeira via één van de vele trappen (dus geen verkeer), de Escadad das Verdades. Deze naam betekent ‘trap van de waarheden’. Volgens de legende zouden mensen die liegen deze trappen niet kunnen afdalen zonder te vallen. We vallen geen van beiden, dus de conclusie is duidelijk!

Uiteindelijk komen we uit op de Cais da Ribeira, de kade langs de rivier de Douro met uitzicht op de beroemde brug Dom Luis I.

De Ponte Dom Luis I is een van de zes bruggen over de Douro en typisch laat 19e-eeuws. De brug is geheel gemaakt van metaal en doet sterk denken aan de Eifeltoren. Niet toevallig, aangezien de bouwer en ontwerper van de brug, Téophile Seyrig, lange tijd samenwerkte met Gustav Eiffel. De brug bestaat uit twee dekken die 44 meter boven elkaar liggen, met een boog ertussen. De brug is 85 meter hoog, 172 lang op het onderste dek en 395 meter op het bovenste dek en was toen ze gebouwd werd de grootste dubbele brug ter wereld Ze werd opengesteld voor het verkeer in 1886 en is tot nu nog steeds veilig en in gebruik. De metrotrams rijden boven, de auto’s op het benedendek terwijl voetgangers van beide niveaus gebruik kunnen maken.  

Trek in koffie! Bij het eerste de beste terras blijkt het koffieapparaat stuk te zijn. Dan maar bij de buurman proberen. Die blijkt van dezelfde club te zijn, dus wederom geen koffie. Om de wandeling te onderbreken gaan we een boottochtje over de Douro maken; per slot van rekening zijn we toeristen! We kunnen nog net met de afvaart van twaalf uur mee. Het is niet heel bijzonder, maar aardig om de stad en bruggen eens vanaf het water te zien. Na een klein uur zijn we weer terug.
Nu op zoek naar een plek om eindelijk iets te drinken en ook te eten. Daarna vervolgen we onze wandeling. Zo komen we langs het geboortehuis van Hendrik de Zeevaarder: Casa do Infante. Althans, dat denkt men, want bewijzen zijn hier niet van. In elk geval is het gebouwd in de 14de eeuw. Op het plein iets verderop staat zijn standbeeld.

  

Hendrik de Zeevaarder werd geboren in 1394 in de wijk Ribeira in Porto. Hendrik is vooral bekend door zijn ontdekkingsreizen langs de kust van Afrika. Hoewel zijn naam anders doet vermoeden zat Hendrik zelf helemaal niet zo regelmatig op zee. Hij was vooral de initiator en financier van veel tochten die op die manier op zijn naam kwamen te staan. Na de verovering van de Moorse stad Ceuta, in het huidige Marokko, ging hij zelf op zoek naar nieuwe handelswaar uit Afrika. Hiervoor was het nodig verder richting het zuiden te varen dan ooit te voren. Hendrik was een van de eerste Portugese ontdekkingsreizigers.

Aan dat zelfde plein staat het Palácio da Bolsa, het beursgebouw van Porto. Het is een groot, maar ook een beetje saai gebouw om te zien. Binnen schijnt het heel bijzonder te zijn: pracht en praal als weerspiegeling van de rijkdom van de regio. Toch besluiten we hier niet binnen te gaan kijken.
Om de hoek ligt de Igreja de Sao Francisco (15de eeuw). In de achttiende eeuw werd het interieur van de kerk vervangen. Er werden weelderige houtsnijwerken aangebracht die versierd werden met een dikke laag bladgoud. Er schijnt in totaal tweehonderd kilo bladgoud gebruikt te zijn om de kerk te versieren, doch veel is verdwenen door plundering van o.m. de troepen van Napoleon.

Zoals gezegd: het is klimmen en dalen in Porto en vooral heel erg veel kerken. Ook voor de Igreja en Torre dos Clérigos moeten we weer omhoog. De kerk en toren (76 meter hoog) zijn door een tussengebouw met elkaar verbonden.

Niet veel verder komen we langs de beroemde boekenwinkel Livraria Lello & Irmao. Het is een opvallend, licht gekleurd gebouw met glas-in-lood. Op de gevel twee figuren die ‘kennis’ en ‘wetenschap’ voorstellen. We weten dat de winkel vooral beroemd is door het interieur:

Deze winkel telt twee verdiepingen en de trap staat pontificaal in het midden van de winkel. Je loopt over een rode loper van de ene verdieping naar de ander. Aan alle kanten vind je pilaren, bronzen reliëfs, grote donkerhouten boekenkasten met rijladders. Het licht komt van het glas-in-lood plafond. Boven heeft de winkel ook een kleine koffiewinkel waar je niet alleen van koffie, maar ook van de lokale portwijn kan genieten.

Voor deze winkel is dan ook grote belangstelling. Wachtrijen van een uur of langer schijnen niet ongewoon te zijn. Wanneer wij er langs komen staat er ook een rij van naar schatting zo’n 75 personen. Hoe mooi het binnen ook mag zijn, wij houden er niet van om ergens voor in de rij te staan.

Jan houdt het voor gezien, hij is de kerken beu en bovendien ook moe. Ik loop nog even verder naar de Igreja das Carmelitas en Igreja do Carmo. Dit zijn twee kerken die van buitenaf één grote kerk lijken. Ze zijn van elkaar gescheiden door een huisje van amper 1 meter breed. Dit om ervoor te zorgen dat de nonnen en monniken aparte diensten konden bijwonen (!). De zijkant is versierd met een Portugees blauw-witt tegeltableau.

We besluiten het laatste stukje van de wandeling te laten voor wat het is en gaan terug (naar boven!) naar het hotel, waar we min of meer uitgeteld arriveren.
Het is de laatste hele dag van de reis. ’s Avonds lopen we weer naar de rivier voor een laatste gezamenlijke maaltijd en het gebruikelijke bedankje aan de reisleider. We zitten er, heel genoeglijk, bij ondergande zon met zicht op de Douro. Helaas gaat een deel van de groep (waaronder ook wij) wat eerder weg om de laatste funicular nog te halen, want ons snel naar boven laten transporteren i.p.v. wéér een eind omhoog te lopen is na zo’n slenterdag tè aanlokkelijk!

Dag 13: donderdag 23 september
PORTO – Schiphol – Badhoevedorp – RUURLO
Nog een laatste ochtend in deze boeiende stad. Na een dag van bezichtigen gisteren hebben we nu even genoeg gezien. We gaan op ons gemak voor een laatste keer naar de rivier en lopen over de brug naar Vila Nova de Gaia met de verschillende porthuizen. En op een bank aan de waterkant met voor ons de deinende rabelo’s (de boten waarmee de vaten met port vroeger werden vervoerd) kijken we naar Porto aan de overkant.

Weer terug aan de andere kant van de brug nemen we wederom de Funicular dos Guindais. Het kabeltrammetje rijdt ons in een paar minuutjes langs een heel steile helling van de wijk Ribeiro naar de hoog gelegen wijk Batalha tot niet ver van het hotel.
Dan de spullen in de koffer en de sleutel inleveren. Nog een laatste Portugese lunch met calamares op een terras en vervolgens naar het vliegveld.
Op de luchthaven gaat alles voorspoedig, evenals de vlucht en de rit naar huis, waar we voor middernacht arriveren.
We kijken terug op een fijne reis!

Djoser

Home Reizen van Jan en Carla